Nieuws

19-01

Ik houd van Drenthe en zijn inwoners. Mijn hele jeugd kom ik al in de provincie (mijn grootouders woonden in de buurt van Emmen; er liggen daar prachtige herinneringen) en ook nu kom ik er onregelmatig. Drenthenaren zijn een apart slag volk: ze zijn enorm op elkaar, naar binnen gericht. Ja, de Friezen wellicht nóg meer, maar het behoeft geen betoog dat Friesland eigenlijk een autonoom soeverein eiland is, ze hebben alleen vergeten er een groot water omheen te leggen.

Drenthenaren houden van Drenthenaren. Sta ik op de camping in Zuid-Frankrijk, en hoor ik ‘s ochtends iemand ‘moi!’ zeggen (vrij vertaald: ‘Goedemorgen, hoe gaat het met u? Ik hoop dat u een prettige dag heeft!’), dan dwingt mijn Drentse bloed me toch even de kop op de hoek van de tent te steken om te vragen ‘van wel ‘ie er ene bent’.

Ik vind dat mooi, zo naar binnen gericht, met de blik op elkaar. Noaberschap. Kijken én omzien naar elkaar. En eigenlijk verschilt dat weinig van korfbal: korfbal is ook erg naar binnen gericht en je bent erg afhankelijk van elkaar. De korf staat in het midden en de spelers zullen uiteindelijk de bal naar het midden, naar de korf willen gooien. Ik zou als buurtbewoner ook liever naast een korfbalveld wonen dan naast een voetbalveld, waar de ballen naar buiten vliegen. Dat scheelt toch een slok op een borrel als het om de glasverzekering gaat. 

Het is ook niet voor niets dat Drenthe dus goede korfbalverenigingen heeft; meer dan je op basis van het inwoneraantal zou verwachten. Toen DOS ‘46 een aantal jaar geleden bij ons in de poule zat, hebben we ze echter ook twee keer gedesillusioneerd teruggestuurd naar huis. Een klein beetje te veel naar jezelf kijken kan er namelijk voor zorgen dat je jezelf wat overschat, ook al zal een echte Drent dat ontkennen tot in zijn graf.. Bij moeder Puffelmans, de oer-Drent, hangt op het toilet de volgende spreuk: ‘Uit gouden korenaren, schiep God de Drenthenaren. En uit ‘t restant, de rest van ‘t land.’ En dat is voor vanavond koren op onze molen. Moi!