Nieuws

15-02

Hoe groot moet een voorsprong zijn om je zeker te voelen? We kennen allemaal de beelden van de wielrenner die een meter of vijftig voor de finish zijn handen reeds de lucht in steekt, maar op de meet geklopt wordt door een wanhopig in zichzelf gelovende volhouder die met een laatste putsch zijn wiel als eerste over de streep duwt. En in 1981 schreeuwde half Nederland met Leen Pfrommer mee naar de tv: ‘Hilbert jongen, je moet doorrijden! Je moet nóg een rondje!’

Het lijkt me verschrikkelijk om zoiets mee te maken. En toch, ook in de korfbalsport gebeurt zulks. Op 14 december nog: toen speelde het derde tegen De Parabool. Het stond 17-9 voor met rust, er leek geen vuiltje aan de lucht. Toen de schikgodinnen zich echter met de wedstrijd begonnen te bemoeien, stond het in een ommezien 18-18. In de sport geldt dan de ijzeren wet: als je zelf de kansen niet afmaakt, gaan ze er aan de andere kant in. En inderdaad, met een 19-18 nederlaag dropen Jan Koks tragische helden af.

Vorige week was bij ons eerste team natuurlijk sprake van een vorentscheidung: De Meeuwen likten hun wonden na de 33-31 nederlaag, en een voorsprong van vijf punten was een feit. Wat we echter uit bovenstaande voorbeelden leren, is dat je in zo’n schijnbaar gewonnen positie allerminst kunt uitbollen en relaxen: ook een op papier mindere tegenstander als ASVD kan een fikse struikelpartij opleveren. Was het bijvoorbeeld niet het nietige SVV dat Ajax in 1991 van de titel hield? 

En daarom luidt het devies van vanavond heel simpel: doe wat je altijd deed. Speel zoals tegen De Meeuwen, gooi de beuk erin en ga vooral niet denken dat we na vorige week de titel al op zak hebben. Hup, geen fouten maken, en gewoon die titel binnenslepen. Kunnen we straks aan het eind van het zaalseizoen aan de bar met z’n allen tegen de aanvoerder schreeuwen: ‘Thomas jongen! Je moet doordrinken! We doen nóg een rondje!’